Dankzij de steun van het Catharina Halkes Fonds kreeg ik de bijzondere kans om aan een onderzoek te werken aan drie verschillende universiteiten. In september ben ik begonnen in Leiden, om vervolgens in Parijs te mogen studeren aan de Sorbonne en ten slotte mijn onderzoek af te ronden onder begeleiding van een universitair docent van de Universiteit van Oxford. Het doel hiervan was om mijn bachelorscriptie uit te werken tot een uitgebreide en verdiepende masterscriptie over het beeld van joodse vrouwen in de Volkenbond, de voorloper van de Verenigde Naties. Ik was geïnteresseerd in de vraag hoe er in de Volkenbond werd gedacht over sekswerk en mensenhandel, op welke manier er een beeld geschetst werd van de vermeende ‘slachtoffers’ en specifiek welke rol joodse vrouwen hierin speelden.
Met dit onderzoek was ik al in Leiden begonnen, maar om het tot een goed einde te brengen was het essentieel dat ik naar het buitenland vertrok. Aan de Sorbonne heb ik vakken gevolgd over transnationale relaties en Europese samenwerking, wat zeer nuttig was en mij beter bekend heeft gemaakt met de bestaande literatuur over transnationale geschiedenis. Daarnaast was de locatie voor mij ideaal. Vanaf Parijs kon ik relatief snel in Genève komen, waar het archief van de Volkenbond gehuisvest is. Hier heb ik ontzettend veel belangrijk materiaal verzameld over het ‘Advisory Committee on Traffic of Women and Children’, waar het grootste deel van mijn scriptie op gebaseerd is. Dit bestond onder meer uit notulen van vergaderingen, onderzoeksrapporten en antwoorden van allerlei landen op vragenlijsten die de Volkenbond rondstuurde.
In Parijs woonde ik in de Cité Universitaire, een park in het zuiden van de stad waar veel verschillende gebouwen staan die studenten huisvesten. Hoewel er een Nederlands huis is, woonde ik in het Maison des Provinces. Dit was een bijzondere ervaring, omdat er studenten woonden die vanuit allerlei verschillende landen kwamen. Ik heb er leuke mensen leren kennen, mijn Frans geoefend en nog wat woordjes in verschillende talen geleerd. Helaas moest ik die woning in maart vrij plotseling verlaten. Toen de lockdown en het sluiten van de grenzen werd aangekondigd, kreeg ik een dringende mail van zowel de Sorbonne als van Universiteit Leiden om terug naar Nederland te gaan. Er gingen zelfs geen treinen meer, dus ik ben met de bus gegaan. Het plotselinge vertrek was een vervreemdende ervaring, gevolgd door twee weken quarantaine in Nederland.
Gelukkig hoorde ik al snel van het Catharina Halkes Fonds dat mijn beurs niet ingetrokken zou worden, dus toen heb ik vanuit huis ook ‘aan Oxford’ gestudeerd. Via Microsoft Teams heb ik verschillende vakken gevolgd over gendergeschiedenis, transnationale relaties en specifiek over de Volkenbond. Daarnaast kreeg ik een scriptiebegeleider toegewezen met zeer veel ervaring op mijn onderzoeksgebied. Elke week hadden wij contact via Skype, waar we gesprekken hielden van ruim vier uur per keer. Het was bijzonder om zo diepgaand en uitgebreid in te gaan op mijn werk en de primaire bronnen. Omdat ik diplomatieke documenten bestudeerde, was het ontzettend nuttig om er op een andere manier naar te leren kijken en zo de aannames en vooroordelen te zien die verborgen gaan achter diplomatiek taalgebruik.
Uit mijn onderzoek is gebleken dat er binnen de Volkenbond een specifiek beeld werd gecreëerd van sekswerkers, van vrouwen die alleen reisden én van mensen die het slachtoffer waren van mensenhandel. Hoewel dit zeer heterogene groepen betreft, werden zij door de Volkenbond onder één categorie geschaard en weggezet als passieve slachtoffers die hulp en bescherming nodig hadden. Die paternalistische houding leidde onder meer tot inperking van de vrijheid en mobiliteit van vrouwen. Dergelijke maatregelen waren mede een gevolg van de angsten die heersten tussen de twee wereldoorlogen, bijvoorbeeld over het hoge aantal vluchtelingen, het verzet tegen koloniale overheersing en de overgang van een oorlogseconomie naar een vredessituatie. Joodse vrouwen speelden hierin een bijzondere rol, maar dat de nadruk vooral op joodse vrouwen lag, werd lang niet altijd expliciet gemaakt. Vaak werd er gesproken over ‘Oost-Europese vrouwen’, over ‘niet-christelijke huwelijken’ en ‘gebrek aan onderwijs’, verwijzend naar het idee dat joodse vrouwen uit een traditioneel en streng milieu kwamen.
Echter, er werd ook gekeken naar oorzaken die werden gezien als typisch joods, zoals de armoede van joodse vluchtelingen die ontsnapt waren aan vervolgingen, het vermeende gebrek aan religieuze moderniteit en de hoge mate van mobiliteit onder de joodse bevolking. Hier kwam de rol van joodse mensenhandelaren nog eens bij. Het comité dat ik heb onderzocht maakte gebruik van het idee van een ‘onderwereld’; netwerken van criminelen die onderling handelden in vrouwen, drugs en ‘immorele publicaties’. Dit werd gebruikt om het belang van internationale samenwerking te benadrukken, maar het leidde tot antisemitische ideeën over joodse internationale samenzweringen en het gebrek aan een eigen staat voor joden. Zo ontstond de opvatting dat de meeste mensenhandelaren joods waren en zich daarom vooral richtten op joodse vrouwen. Bovendien zou er meer vraag zijn naar joodse sekswerkers, welke als ‘exotisch’ werden gezien.
Richting het einde van het interbellum veranderde het beeld dat het comité had van de slachtoffers van mensenhandel. In plaats van dat ze werden gezien als slachtoffers van mobiliteit of een internationale onderwereld, werd meer gekeken naar de oorzaken waardoor vrouwen volgens het comité werden ‘gedwongen’ tot sekswerk. Door de gevolgen van de economische crisis in 1929 bleken religieuze en niet-gouvernementele organisaties niet langer in staat om voldoende steun te bieden aan de bevolking. Om chaos en revoluties te voorkomen, werden de eerste vormen van verzorgingsstaten ontwikkeld. Binnen de nationalistische en fascistische ideologieën, werd de geboden zorg vaak gebruikt als een manier om nationalisme te versterken en burgers te controleren. Zorg werd in een raciale context geplaatst, met een nadruk op de rol van de familie. Dit had vooral een groot effect op vrouwen aan de randen van de samenleving, zoals buitenlandse, joodse sekswerkers. Hun lichamen werden gebruikt om grenzen aan te trekken en bevolkingsgroepen te controleren. Door het opkomende nationalisme en fascisme werden vrouwen gecontroleerd en beperkt, waarbij hun eigen veiligheid als reden werd genoemd.
Wat deze conclusie zo interessant maakt, is dat dit beeld duidelijk werd gevormd door de geopolitieke omstandigheden waarin het comité werkte. Echter, het beeld van sekshandel dat ze creëerden, bestaat nog steeds. Hopelijk kan mijn onderzoek erop wijzen dat dit beeld kritisch bevraagd dient te worden. Bovendien had de Volkenbond veel moeite met de samenwerking met staten en om de juiste data te verzamelen. Ook deze problematiek is nog steeds relevant, zoals bijvoorbeeld duidelijk werd toen de coronacrisis uitbrak. Daarnaast biedt dit onderzoek inzicht in de geschiedenis van het interbellum en van het beeld dat bestond van joodse vrouwen. Graag zou ik dit onderwerp verder uitdiepen door te kijken op welke wijze joodse vrouwen hier zelf mee omgingen, zeker omdat er veel joodse vrouwen actief waren in de vrouwen- en vredesbewegingen gedurende het interbellum.
Het resultaat van de interessante vakken, toegang tot primaire bronnen en intensieve begeleiding is een masterscriptie waar ik erg blij mee ben. Het is een onderzoek dat ik graag verder wil uitdiepen, namelijk als onderdeel van de onderzoeksmaster geschiedenis die ik komend collegejaar ga volgen. Dat mijn enthousiasme over dit onderwerp zo is gegroeid heb ik te danken aan de bevlogen en ervaren onderzoekers die ik in Parijs en Oxford heb mogen spreken. Zonder hen zou ik nooit zijn gekomen tot de inzichten die ik nu heb, en was mijn enthousiasme om met dit onderwerp door te gaan nooit zo gegroeid. Bovendien was de periode die ik daadwerkelijk in het buitenland heb doorgebracht bijzonder leerzaam en vooral heel leuk, dus ik zou het iedereen aanraden! Zonder de steun van het Catharina Halkes Fonds was dit echter niet mogelijk geweest, omdat Oxford een hoog bedrag aan collegegeld vraagt. De afgelopen maanden heb ik gelukkig gemerkt dat dit geld het absoluut waard was. Natuurlijk vind ik het erg jammer dat ik niet naar Oxford kon gaan door de uitbraak van Covid-19, maar ik heb absoluut geen spijt dat ik heb gekozen voor begeleiding uit Oxford. Hopelijk krijg ik nog een keer de kans om wél echt naar Oxford te gaan.
Dit verslag is geschreven door Emma Post. U kunt hier meer lezen over het onderzoek van Emma: https://nl.linkedin.com/in/emma-post-164ba963.