Dit verslag voor het Catharina Halkes Fonds is geschreven naar aanleiding van de in maart 2020 toegekende steun voor het organiseren van focusgroepen en het verwerken van de interviews binnen mijn onderzoek.

Waarom zijn vrouwen onzichtbaar binnen de evangelische beweging in Nederland?

Deze vraag houdt mij al een aantal jaren bezig. Ik ben op mijn 19e in de evangelische beweging beland, een beetje per ongeluk, en heb mij hier jaren actief ingezet. Dit was met ups en downs, zoals dat gaat binnen ideële organisaties, zeker als religie mee speelt. Echter het werd pas ingewikkeld nadat ik theologie ging studeren. Het beruchte glazen plafond, speelde mij parten. In 2015 richtte ik met een paar collega’s het netwerk ‘vrouwentheologen’ op binnen de koepel MissieNederland en ontdekte dat mijn ervaringen niet op zichzelf stonden. Deze ervaringen in combinatie met een eerder onderzoek naar de beweging waarin het lastig was om vrouwelijke boegbeelden te portretteren, hebben geleid tot mijn doctoraal onderzoek aan de Faculteit Religie en Theologie van de Vrije Universiteit in Amsterdam. 

Wat is de kern van mijn onderzoek

Vraag: How are gender roles of women understood among evangelicals in the Netherlands in the context of late modern society?

Ik ben op een zoektocht naar de achtergronden of redenen waarom vrouwen binnen de beweging weinig in (zichtbare) leiderschapsrollen te vinden zijn. Op het eerste gezicht is de bijbelinterpretatie van een aantal teksten, ook wel de ‘zwijgteksten’ genoemd, een belangrijke reden (hermeneutisch en exegetisch) maar dat blijkt al snel achterhaald. Of misschien toch niet? 

Cultuur en sociale dynamieken zijn cruciaal, zoals de invloed van de maatschappij (deeltijdwerken) en tradities binnen kerken en beweging. Gewoontes zijn lastig te veranderen, al maak je met het hoofd (letterlijk: eindverantwoordelijken) andere keuzes. Uit de interviews die ik heb gehouden binnen geselecteerde focusgroepen, lijkt de beleving van vrouwen en mannen minder uit elkaar te liggen dan gedacht, extremen daargelaten. Toch komt plots vanuit het materiaal de interpretatie van teksten en prominenter, ook plaats van de Bijbel als gezaghebbende, weer om de hoek. Discussie over vrouw en leiderschap lijkt tot nu toe alleen maar mogelijk te zijn door deze uit het waar/niet waar paradigma te halen. Mogen vrouwen nu wel of geen leiding geven volgens de Bijbel? Door deze vraag buiten het heil, het hart van het Evangelie, te plaatsen is het geen halszaak of kernpunt meer en kan het gesprek hierover plaats vinden zodat er, eventueel, verandering mogelijk is.

Maar klopt dit wel? Want daar waar vrouwen niet toegestaan worden in leiderschap, zijn er wel degelijk uitspraken die te maken hebben met waarheidsclaims welke onderdeel zijn van het ‘evangelie’. Want wat als de vrouw opeens niet als representant van Christus gezien wordt, of wel naar het beeld van God geschapen, maar toch een ondergeschikte rol moet spelen omdat dit volgens bepaalde interpretatie bij de Drie-eenheid ook het geval was voor Jezus. Hier ben ik nu mee bezig: is het wel terecht om het vraagstuk naar wel of geen vrouwen in leiderschap te betitelen als geen onderdeel van Evangelie/Goed nieuws? 

Tevens heb ik ontdekt dat veel dynamieken die in mijn onderzoek naar boven komen, ook gelden voor het breder genderverhaal binnen de kerk waar het de LHBT gemeenschap aangaat. Ik hoop dat vooral het artikel over inclusie/exclusie dynamieken, aan deze discussie een bijdrage kan leveren.

Ik ben het Catharina Halkes Fonds dankbaar dat ik met de ondersteuning vier focusgroepen kon organiseren en uitwerken. Als voorbereiding op deze groepen, heb ik aparte interviews gehouden met leiders van denominaties en met kerkleiders. Ook naast de focusgroepen heb ik nog een aantal mensen apart geïnterviewd die om wat voor reden dan ook niet onderdeel konden of wilden uitmaken van de groep, maar voor de casus wel belangrijk waren. Daarbij heeft de focusgroep die ik heb gehouden met leiders (m) van de beweging geleid tot gesprekken in kleinere setting waarin er doorgesproken werd over deel onderwerpen, zoals theologische instellingen of toerustingsorganisaties. 

De onderzoeksresultaten verschijnen in een vijf- of zes tal artikelen die samen met een uitgebreid inleidend hoofdstuk mijn dissertatie vormen. Naar aanleiding van deze artikelen geef ik lezingen en verwerk ik ze in de lessen die ik binnen diverse theologische instellingen mag geven.