Verslag door Tanja van Leeuwen

Tussen mei 2017 en november 2021 zijn 81 vrouwen geïnterviewd rond de vraag wat voor effect deelname aan Vrouw en Geloof gehad heeft op hun leven en hun geloof. Het eindresultaat is de publicatie Tot spreken heb je mij gehoord. De kracht van Vrouw en Geloof.

In de gesprekken stond het verhaal van de vrouwen zelf centraal. Wie zijn ze, wat hebben ze voor opleiding en (al dan niet betaald) werk gedaan, hoe zijn ze bij hun groep terecht gekomen, hoe typeerden ze die groep,, waarover ging het in die groep, wat was de betekenis van deelname aan de bijeenkomsten voor hun persoonlijke groei en heeft deelname hun denken over God en kerk veranderd? De gesprekken maakten veel herinneringen los en emotioneerden soms ook.
Tijdens de vrouw-en-geloofbijeenkomsten werd veel overhoop gehaald. Mede door de input van feministisch theologen ontwikkelden vrouwen daar op een creatieve manier hun eigen visie op theologie, Bijbelverhalen, liturgie, godsbeelden en (inclusief) taalgebruik. Soms lag het accent van een groep meer op actie voeren en dan groeiden vrouwen daar innerlijk aan en soms lag het accent meer op de binnenkant van geloven en dat leidde dan weer tot de behoefte om binnen de geloofsgemeenschap vragen te stellen bij een gang van zaken of bij het taalgebruik in de liturgie. Er werden tranen vergoten, er werd veel gelachen, er werd gevierd en er werd vooral naar elkaar geluisterd. Daar verwijst ook de titel van het onderzoek naar.
Deze titel is ontleend aan de theoloog Nelle Morton (1905-1987). Zij beschrijft in haar boek ‘The Journey is home’ een ervaring die zij had met een groep vrouwen. Een van de wat stillere vrouwen begon aan het einde van een cursus aarzelend te praten en haar verhaal kreeg al vertellend steeds meer samenhang. Iedereen bleef in stille aandacht bij de huilende vrouw toen zij haar ziel bloot legde. En toen ze stopte met praten, zei ze: ‘Ik heb het vreemde gevoel dat jullie mij hoorden, voordat ik begon met praten. Jullie hoorden mij naar mijn eigen verhaal. Jullie hoorden mij tot spreken’. Nelle Morton, merkte dat dit keer op keer gebeurde wanneer vrouwen in kleine groepjes bij elkaar zaten. De ervaring in deze vrouwengroepjes was dat er een diep horen is vóór het spreken. Een horen dat veel meer is dan scherp luisteren. Zodat de vrouw kon zeggen: Tot spreken heb je mij gehoord.

Het onderzoek maakte duidelijk dat deze ervaring van Nelle Morton de kracht was en soms nog steeds is van wat er bij Vrouw en Geloof gebeurde en gebeurt. Vrouwen hoorden elkaar tot spreken en tot een nieuwe taal. Tijdens de interviews vertelden vrouwen hoe er werd gezocht naar godsbeelden die niet alleen spraken over Vader, Heer en Hij en de ontdekkingen van feministisch theologen werden gretig besproken tijdens bijeenkomsten. Die boden een plek waar al deze inzichten ontwikkeld konden worden en waar ze persoonlijk en op gelovig gebied groeiden. Ze omschreven zelf de sfeer van hun bijeenkomsten of groepen als een veilige sfeer waarin je alles kon delen, waar al zoekend en tastend verdieping plaatsvond, waar ze inspiratie opdeden, met elkaar vierden en er werd vooral veel gelachen. Vrouwen deden er vriendinnen voor het leven op.

Ze groeiden ook in hun denken over God. Juist omdat God vaak niet meer zo vastomlijnd vaststond, was dit vaak moeilijk in woorden uit te drukken. Op de vraag of hun denken over God door vrouw-en-geloof beïnvloed is, zeiden veel vrouwen spontaan ‘ja’. Dat zat vooral in het loslaten van knellende beelden. Voor vrouwen die al een heel leven achter de rug hebben, zullen andere factoren ongetwijfeld ook een rol gespeeld hebben bij de ontwikkeling van hun geloof, maar toch is het frappant dat vaak zonder meer invloed van Vrouw en Geloof aangegeven werd.

Tijdens de interviews kwam ook de relatie met de kerk ter sprake. Bij hun antwoorden werd vooral duidelijk dat de geïnterviewde vrouwen zich daar veelal niet echt gezien en gehoord voelen. Vooral de vrouwonvriendelijke taal in de liturgie is een reden dat veel van de geïnterviewde vrouwen zich niet meer thuis voelen in hun kerk. Sommige vrouwen hebben hun eigen geloofsgemeenschap de rug toegekeerd, sommigen gaan naar andere geloofsgemeenschappen, zoals een ekklesia, een basisgemeente of in een verzorgingshuis. Anderen blijven hun thuisbasis trouw, ondanks dat zij zich er niet meer thuis voelen.

Bij de presentatie van het onderzoek gaf Peter Nissen, emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis, oecumene en spiritualiteit, een reflectie op het onderzoek. Hij vergeleek in die reflectie de vrouw-en-geloofgroepen met wat Tomás Halík in ‘De namiddag van het christendom’ beschrijft als de geloofsplekken van de toekomst: veilige, kleinschalige plekken waar gebeden en gemediteerd kan worden, waar geloofservaringen gedeeld kunnen worden en waar samen gezocht kan worden. Peter Nissen zei dat de deelnemers aan de vrouw-en-geloofgroepen wellicht, in vergelijk met Mozes die verspieders naar het Beloofde Land uitstuurde, verspiedsters zijn geweest van de kerk in een nieuw tijdperk.

Bij de interviews werden de geïnterviewden tot spreken gehoord en in de publicatie komen ze ruim aan het woord. Het onderzoek beschrijft hiermee een belangrijk stuk vrouwengeschiedenis.

Tot spreken heb je mij gehoord. De kracht van Vrouw en Geloof (Kampen, Uitgeverij Van Warven, 2024), 340 bladzijden € 29,95